-Relatie | De doopdata van zijn eerste vier kinderen zijn niet bekend, omdat het eerste doopboek in Maarssen begint in 1621. In verband met zijn tweede huwelijk verscheen Christiaen Gerritss. voor de Schout en Schepenen van Maarssen, respectievelijk op 2 en 6 december 1625, om langs wettelijke weg voor de vijf kinderen uit het eerste huwelijk (die met name genoemd worden) het erfdeel, dat hun van moeders zijde toekwam, vast te leggen.
"Wij Gosen van Oostweert, Schout, Stoffel Joriaenss. Quant ende Cornelis janss. Smith, schepenen tot Maerssen, doen kont, dat op huyden date deses voor ons gecompareert zijn Christiaen Gerritss., wedunaer ende boedelhauder van Zaliger Wyborch Aelberts dochter te eenre, Ende Aelbert Martenss., Ruthger Stevenss. ende Goyert Corneliss. als momboirs ende bloetvoochden van Corsgen, jacob, Marrigen, Anna, ende Gerrit, vijff onmundige kynderen van de voors.(egde) Wyborch zijn gewesene huysfrouw terandere zijden. Bekennende den voors. Christiaen Gerritss. de voors. zijne vijff onmundige kynderen voorn. alle haerl. moeders erffenisse ende besterffenisse, roerende ende onroerende goederen, gelt, gout, silver, gemunt, ende ongemunt, inboedel ende huysraet, actien ende crediten niet uitgesondert, sulcx henl. enichsins door dode haers voors. moeders aenbestorven mach zijn, uutgericht te hebben in manieren hier naer volgende. Namelijk dat de voorn. vijff kynderen voor tgene voors. vrij sonder enighe schulden des boedels te lasten zullen genieten tzamen vijff hondert guldens, namelijk yder van henl. hondert gulden tot 20 stuivers tstuck, te betalen elcx hunne respective portien soo haest ende wanneer yder gecomen zal zijn tharen mundigen daegen. Welverstaende dat hij haerl. onderwijlen voort gewin van de voors. penningen in zijnen huyse in de cost ende cleeren ende in tgunt daeraen dependeert sal onderhouden, doende dselve daer en boven noch tzijnen costen leren lesen ende schrijven, mitsgaders een goet ambocht ofte hantwerck naer zijn ende haerl. qualite. Edoch oft gebeurde, dat ymanden van de voors. kynderen noch onmundich zijnde hem uut des voors. haren vaders huys begeerden te begeven, zal hij desekve met voorgaendenadvys van haerl. voors. momoirs, hunne portien moeten opbrengen reelijck ende metterdaet ofte haerl, van als dan off interesse geven iegens den penning zestien ende dsekve daeren boven noch eerlijck uutsetten naer sijne qualite. Sal oock den voors. Christiaen Gerritss, de voorn. uutcoopspenningen op zijne huysinge tzijnen costen datelijck moeten verseeckeren, mits dat de voors. erffenisse zullen vertyen ten behoeve van hem Christiaen Gerritss. als recht is. Sonder arch. Des t’oirconden is dese bij ons Schout ende Schepenen van wegen de voors. Comparanten ondertekent op den 2en Decembris 1625.
De eerstgenoemde voogd, Aelbert Martenss, is waarschijnlijk de vader van zijn overleden vrouw. Op 6 december 1625 verschijnt hij wederom voor Schout en Schepenen en verklaart als onderpand, voor het erfdeel van zijn kinderen, zijn hui, erf, enz. beschikbaar te stellen. Zijn huis en grond lagen tussen de Vecht en de Achterweg en werden ten noorden en ten zuiden door de landen van Evert Claess en Gijsbert Cornelis Brey begrensd. De voogden verklaarden dan met deze regeling accoord te gaan. Het was begrijpelijk dat de voogden de zekerheid wilden hebben dat de grootte van de nalatenschap van de moeder der kinderen werd vastgelegd toen Christiaen Gerrits voor de tweede maal in het huwelijk trad.
In zijn functie van Schepen komt hij eerst op 18 Augustus 1626 in de protocollen van het gerecht van Maarssen voor. Hij kan worden gevolgd tot 17 Maart 1633, wanneer hij de laatste akte met zijn merkteken bekrachtigt. Dit merkteken komt vele malen voor en het is opmerkelijk dat ook zijn kleinzoon en naamgenoot, Christiaan Vermaak, in 1702 op nagenoeg dezelfde wijze een Schepenakte als getuige tekent. |
|